Weefsel zijn: een samenstelling van gelijksoortige cellen, dus met gelijke of vergelijkbare functie, die door intercellulaire contacten verbonden zijn.
Verschillende weefsels:
- het steunweefsel
- het transportweefsel
- het voedselopslagweefsel
- Het STEUNWEEFSEL vormt het hoofdbestanddeel van de boom, het bestaat uit langgerekte cellen, met sterk verdikte wanden.
- Het steunweefsel bepaalt in grote mate de eigenschappen van het hout (sterkte en werking van het hout door vochtwisseling).
- Hoe dikker de celwanden, hoe zwaarder en sterker het hout, bv: pokhout, ebben, wengé en afzelia.
- Hout met dunne celwanden is licht en niet sterk, bv: balsa, fuma, obeche.
- De zwaarste houtsoort is pokhout, met een volumieke massa van 1250 kg/m³.(sommige soorten ebbenhout tot 1400 kg/m³).
- De lichtste houtsoort is balsa met een volumieke massa van 100 kg/m³
![]() |
BALSA |
Het TRANSPORTWEEFSEL bestaat uit cellen die onderling kanalen vormen, de ruwe sappen worden via het actieve stamgedeelte (spinthout) naar de bladeren afgevoerd.
Het voedselopslagweefsel
- Het VOEDSELOPSLAGWEEFSEL bestaat uit dunwandige cellen (cellenbundels) die op bepaalde plaatsen ontstaan, en zich in radiaal richting ontwikkelt (houtstralen).
- Het weefsel dat aldus een verbinding vormt naar binnen toe (lucht), is tevens de opslagplaats voor het reservevoedsel. Dit voedsel wordt door de bast verdeeld op het ogenblik dat er een nieuw groeiperiode aanbreekt.
Algemeen: Steunweefsel heet bij loofhoutbomen vezels, bij naaldhoutbomen tracheïden. Transportweefsel heet bij loofhoutbomen vaten, bij naaldhoutbomen tracheïden.
Opmerking: Bij naaldhoutbomen is er dus geen specifiek steun – en transportweefsel, maar hebben de tracheïden een dubbele functie: zij zorgen voor zowel de stevigheid van de boom, als het vervoer van de sappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten